Hoe kan dat: krapte op de arbeidsmarkt én dalende lonen?
Nederland telt een recordaantal vacatures, maar tegelijk dalen de reële lonen van werknemers. Hoe zijn die twee gegevens met elkaar te rijmen?
Jonathan Witteman mei 2019,
De filmgeschiedenis krioelt van de spectaculaire overvallen – van banken, casino’s en juweliers tot paardenrenbanen, Lufthansa-kluizen en Fabergé-eieren – maar de lucratiefste verdwijntruc van de laatste veertig jaar is nog niet verfilmd: die van de salarissen. Waar juwelendieven en bankrovers meestal al voor de aftiteling tegen de lamp zijn gelopen, zoeken economen al decennia naar een verklaring waarom er aldoor minder van de bedrijfswinsten op onze loonstrookjes terechtkomt.
De vraag prangt des te meer nu de reële, oftewel voor prijsstijgingen gecorrigeerde lonen de eerste drie maanden van 2019 zijn gedaald. Dit terwijl Nederland met meer vacatures kampt dan ooit, bedrijven de ene recordwinst na de andere boeken en het werkloosheidscijfer sinds de jaren zeventig niet zo laag is geweest.
Nederland telt een recordaantal van 277 duizend vacatures, maakte het CBS bekend, terwijl het werkloosheidspercentage is gezakt naar een luttele 3,4 procent, lager nog dan tijdens de hosannadagen van voor de kredietcrisis. Vorige maand meldde het CBS al dat de brutowinsten van niet-financiële bedrijven in 2018 op een record van 255 miljard euro waren uitgekomen, 10,6 procent meer dan in het vorige recordjaar 2017.
Schril
Tegenover die ruim 10 procent hogere bedrijfswinsten steken de loonstijgingen schril af. De eerste drie maanden van dit jaar stegen de cao-lonen 2,2 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Maar doordat de inflatie met 2,5 procent toenam, gingen de reële lonen er dus zelfs op achteruit. Curieus, vindt ook CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen. ‘Dat de prijzen harder zijn gestegen komt vooral door de hogere btw en energiebelastingen. Maar los van de inflatie zou je toch verwachten dat de lonen harder zouden stijgen. In 2008 was de schaarste aan personeel niet eens zo groot als nu, maar toen stegen de cao-lonen nog met 3,5 procent, nu maar met 2,2 procent.’
Een veel genoemde verklaring voor de stagnerende lonen is dat ook de productiviteitsgroei van westerse economieën al jaren tegenvalt. De gedachte was altijd dat hogere productiviteit zich vertaalt in hogere lonen, maar de laatste decennia is er een steeds grotere kloof ontstaan tussen die twee: werknemers plukken nauwelijks nog de vruchten van de stijgende (zij het bescheiden) productiviteit. ‘Als je over een langere periode kijkt, dan blijven de lonen echt achter bij de ontwikkeling van de productiviteit’, ziet Van Mulligen.
De belangrijkste verklaring voor het mondiale achterblijven van de lonen is dat bedrijven de laatste jaren met een almaar groter deel van de winsten aan de haal hebben kunnen gaan. ‘Mede door de afnemende macht van de vakbonden zijn werknemers minder in staat om hun deel van de economische koek op te eisen’, zegt Van Mulligen.
Obsessie
Dat ligt natuurlijk niet alleen aan de vakbonden, maar ook aan allerlei politieke en economische ontwikkelingen die het bedrijfsleven de afgelopen decennia in de kaart hebben gespeeld. De Nederlandse obsessie met export bijvoorbeeld, met loonmatiging als eeuwige recept, of de almaar grotere ongrijpbaarheid van kapitaal. In de moderne tijd begon niet alleen de aarde om de zon te draaien, maar ook het geld om de aarde, schreef de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, en sinds de jaren tachtig en negentig is het geld wel héél snel om de wereldbol gaan draaien.
Totdat de EU in 1993 het vrije verkeer van kapitaal mogelijk maakte, was het bijvoorbeeld helemaal niet zo makkelijk om geld over de landsgrenzen te laten reizen, maar sinds het opheffen van deze en andere belemmeringen flitst het kapitaal in nanoseconden de wereld over. De grotere macht van aandeelhouders en de bijna tot kunst verheven belastingontwijking door multinationals hebben de ongrijpbaarheid van het geld alleen maar versterkt. En dat heeft nadelig uitgepakt voor de werknemer.
Bron: De Volkskrant,